e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varken van drie tot vijf maanden broeiling: bryleŋ (Wellen) Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens mesten vetmaken: vętmǭ.kǝ (Wellen), vetten: vętǝ (Wellen) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkenshaar varkenshaar: vē̜rǝkǝshǭwǝr (Wellen) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkensketel varkenspot: vɛrǝkǝspǫt (Wellen) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6
varkensstal, varkenshok varkensstal: vɛ.rǝkǝs[stal] (Wellen) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenston varkenskuip: vęrǝkǝskǭǝp (Wellen) Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.] I-12
varkenstrog trog: trǭax (Wellen), varkenstrog: vęrkǝstrǫx (Wellen) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] || De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. Het lemma ''varkenstrog'' is behandeld in wld I.6 (2.4.3). Hier worden enkele aanvullende gegevens vermeld. [N 18, 31; monogr.] I-12, I-6
varkensvet vet: vèt (Wellen) reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)] III-2-3
vaste bloedmassa bloedkluit: bluwtklø̄t (Wellen) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste boord zoom: zoam (Wellen) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] III-1-3