34165 |
verlopen |
herlopen:
(de koe is) hęrlǫu̯pǝ (Q078p Wellen)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
25098 |
vernielen |
verdestrueren:
verdestrué-re (Q078p Wellen)
|
vernielen [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
20644 |
verschalen |
verschalen:
verschōē-le (Q078p Wellen)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
kernel kletsen:
Knikkerspel in een ring met een hol in t midden.
kərneͅl kletsə (Q078p Wellen)
|
Knikkerspel. [ZND m]
III-3-2
|
22821 |
verschillende knikkerspelen: stoepen |
stoepen:
Met de hand over de schreef komen.
stôêpe (Q078p Wellen)
|
Knikkerspel. [ZND m]
III-3-2
|
34233 |
verse koe |
verse:
vjǫsǝ (Q078p Wellen)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
versieren:
versieren (Q078p Wellen)
|
met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
versiering:
versiering (Q078p Wellen)
|
Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
verslete (Q078p Wellen),
verslètte (Q078p Wellen)
|
Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
17625 |
verstandskies |
verstandstand:
verstandstand (Q078p Wellen),
wijsheidstand:
də we.əshətstant (Q078p Wellen)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)]
III-1-1
|