19658 |
wasgoed |
was:
wa:s (Q078p Wellen),
waas (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
klip:
klepə (Q078p Wellen),
wasspeld:
wāsspɛlə (Q078p Wellen)
|
klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
wasmand:
wãsmãn (Q078p Wellen)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
bassin:
het woord teil is niet bekend
basēͅi̯ŋ (Q078p Wellen)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wętǝrbluǝs (Q078p Wellen),
wętǝrblǭǝs (Q078p Wellen)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
19457 |
waterdamp, wasem |
domp:
dump (Q078p Wellen),
dwasem:
du̯ōͅsəm (Q078p Wellen)
|
damp [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
30318 |
waterdorpel |
vensterplaat:
venstǝrplāt (Q078p Wellen),
venstersteen:
venstǝrstēn (Q078p Wellen)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
26395 |
watergoot bij onderslagmolens |
kandel/kanjel:
kǫŋǝl (Q078p Wellen)
|
De komvormige houten constructie waar het molenrad van onderslagmolens in draait, bestaande uit een bak met zijwanden die even breed als het rad en gedeeltelijk gerond is. Daardoor wordt de kracht van het water optimaal gebruikt. Bij veel molens werd de houten constructie in de loop van jaren vervangen door een betonnen gang. Zie ook afb. 71. [Vds 61; Jan 62; Coe 54; Grof 78]
II-3
|
24273 |
waterhoen |
waterhennetje:
vdBerg; omgesp.
wɛtərhenəkə (Q078p Wellen)
|
waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19967 |
waterketel |
waterketel:
wętǝrkętǝl (Q078p Wellen)
|
De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27]
II-2
|