e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worstvlees en -vet kleinmaken fijn doormalen: fējǝn døwǝrmǭwǝlǝ (Wellen) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wort koelen afkoelen: áǝfkylǝ (Wellen) De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.] II-2
wortel wortel: wǫtǝl (Wellen) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
worteltje mollenstaarten: moləsteͅt (Wellen), pootjes: peutjes (Wellen, ... ) [ZND 08 (1925)] [ZND 15 (1930)]Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wortketel bierketel: biǝrkętǝl (Wellen) De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.] II-2
wortpomp pomp: poǝmp (Wellen) De pomp die men gebruikt om wort van de lekbak naar de wortketel te transporteren. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''jachtbuis''. [N 35, 35b; monogr.] II-2
wreef striksel: striksel (Wellen, ... ), i.e. wreef.  striksel (Wellen), wreef: wrɛ.if (Wellen) de wreef [ZND m] || de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] || Voorste deel van de voet (voorvoet). [N 109 (2001)] III-1-1
wrijven wrijven: vrēve (Wellen) wrijven [ZND 25 (1937)] III-1-2
wringen wringen: vrijngə (Wellen), wrènge (Wellen) wringen [ZND 25 (1937)] III-1-2
wroeten weisteren: woestere (Wellen), woelen: woele (Wellen), wroelen: vrylǝ (Wellen), B.v. varkens wroelen in de modder.  wruule (Wellen) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, wroetelen, woelen) [N 108 (2001)] I-12, III-1-2