28828 |
zelfkant |
neg:
nēx (Q078p Wellen)
|
Elk der zijkanten van enig weefsel, in de lengterichting van het doek, meestal versterkt geweven (Van Dale, pag. 3483). [N 62, 73; Gi 1.IV, 46]
II-7
|
34334 |
zelfstandig drinken, niet bij de zeug |
lebberen:
lębǝrǝ (Q078p Wellen),
slobberen:
slubǝrǝ (Q078p Wellen)
|
Volgens de informant van P 44 gebeurt dit al vrij vlug. Na vier of vijf dagen kunnen de biggen zelfstandig drinken. [N 19, 21b; monogr.]
I-12
|
21087 |
zemelen |
zemelen:
zęj.mǝlǝ (Q078p Wellen),
zemels:
zɛjmǝls (Q078p Wellen)
|
De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen van de korrels, die na het zeven als grofste afval overblijven. In Q 99* kent men zowel zemelen als klijen. De laatstgenoemde term wordt gebruikt voor de velletjes in het zeefsel. Zie ook het lemma ɛzemelenɛ in wld II.1, pag. 83. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling op het genoemde lemma in wld II.1.' [S 45; N O, 38d; N O, 38e; JG 1a; JG 1b; JG 2c; Vds 250; Jan 141; Coe 219; Grof 249; monogr.]
II-3
|
34311 |
zeug met biggen |
baggenzoog:
bagǝzōu̯x (Q078p Wellen),
kurrenzoog:
kyrǝzou̯x (Q078p Wellen),
zoog:
zou̯x (Q078p Wellen),
zoǝx (Q078p Wellen),
zōu̯x (Q078p Wellen)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
19718 |
zeven |
filteren:
filtǝrǝ (Q078p Wellen),
sap laten bijlopen:
[sap] loǝtǝ bęjloǝpǝ (Q078p Wellen)
|
Het sap door een zeef laten lopen. Voor de fonetische documentatie van {sap} en {broei} zie men het lemma ''sap''. [N 57, 22]
II-2
|
33146 |
zeven met de handzeef |
teemsen:
te.msǝ (Q078p Wellen),
ziften:
zeftǝ (Q078p Wellen)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zé-vert (Q078p Wellen)
|
Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
21772 |
zich aanstellen |
willen opvallen:
willen opvalle (Q078p Wellen),
zich belachelijk maken:
heum belachelijk moake (Q078p Wellen)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
aantrekken:
aantrekke (Q078p Wellen),
bemoeien:
bemoeie (Q078p Wellen),
moe maken:
muə make (Q078p Wellen),
onderwinden:
WNT: onderwinden, 1. zich met iets bemoeien, met iets inlaten.
zich onderwène (Q078p Wellen)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] || zich bemoeien met [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
17938 |
zich haasten |
zich presseren (<fr.):
fr. se presser.
pərse:rə (Q078p Wellen),
zich spoeden:
spoeje (Q078p Wellen),
zich spoeien (Q078p Wellen)
|
Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|