e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zelfkant neg: nēx (Wellen) Elk der zijkanten van enig weefsel, in de lengterichting van het doek, meestal versterkt geweven (Van Dale, pag. 3483). [N 62, 73; Gi 1.IV, 46] II-7
zelfstandig drinken, niet bij de zeug lebberen: lębǝrǝ (Wellen), slobberen: slubǝrǝ (Wellen) Volgens de informant van P 44 gebeurt dit al vrij vlug. Na vier of vijf dagen kunnen de biggen zelfstandig drinken. [N 19, 21b; monogr.] I-12
zemelen zemelen: zęj.mǝlǝ (Wellen), zemels: zɛjmǝls (Wellen) De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen van de korrels, die na het zeven als grofste afval overblijven. In Q 99* kent men zowel zemelen als klijen. De laatstgenoemde term wordt gebruikt voor de velletjes in het zeefsel. Zie ook het lemma ɛzemelenɛ in wld II.1, pag. 83. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling op het genoemde lemma in wld II.1.' [S 45; N O, 38d; N O, 38e; JG 1a; JG 1b; JG 2c; Vds 250; Jan 141; Coe 219; Grof 249; monogr.] II-3
zeug met biggen baggenzoog: bagǝzōu̯x (Wellen), kurrenzoog: kyrǝzou̯x (Wellen), zoog: zou̯x (Wellen), zoǝx (Wellen), zōu̯x (Wellen) Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12
zeven filteren: filtǝrǝ (Wellen), sap laten bijlopen: [sap] loǝtǝ bęjloǝpǝ (Wellen) Het sap door een zeef laten lopen. Voor de fonetische documentatie van {sap} en {broei} zie men het lemma ''sap''. [N 57, 22] II-2
zeven met de handzeef teemsen: te.msǝ (Wellen), ziften: zeftǝ (Wellen) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zeveren zeveren: zé-vert (Wellen) Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)] III-1-1
zich aanstellen willen opvallen: willen opvalle (Wellen), zich belachelijk maken: heum belachelijk moake (Wellen) zich aanstellen [N 102 (1998)] III-3-1
zich bemoeien met aantrekken: aantrekke (Wellen), bemoeien: bemoeie (Wellen), moe maken: muə make (Wellen), onderwinden: WNT: onderwinden, 1. zich met iets bemoeien, met iets inlaten.  zich onderwène (Wellen) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] || zich bemoeien met [ZND 01 (1922)] III-3-1
zich haasten zich presseren (<fr.): fr. se presser.  pərse:rə (Wellen), zich spoeden: spoeje (Wellen), zich spoeien (Wellen) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2