25711 |
brouwhuis |
brouwplak:
bráwplak (Q078p Wellen)
|
De plaats waar de ketels en kuipen staan opgesteld. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwerij''. [N 35, 51; L 22, 27b; monogr.]
II-2
|
25709 |
brouwmeester |
brouwmeester:
bráwmęjster (Q078p Wellen)
|
De leidinggevende persoon die belast is met de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Uit de opgaven blijkt dat in de meeste kleine brouwerijen de brouwmeester alle hierboven genoemde werkzaamheden zelf deed, soms bijgestaan door een of meer helpers. Daarom zijn de antwoorden op de vragen N 35, 58a/b/ c/d in dit lemma samengevoegd. Alleen de brouwerij in L 362 kent voor ieder van de werkzaamheden een specifieke arbeider terwijl men in L 294, P 120 en Q 95 voor het koelen van de wort een aparte koeler in dienst heeft. In L 325 was de brouwersknecht verantwoordelijk voor het klaren en aftrekken. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 35, 58d]
II-2
|
25708 |
brouwsel |
gebrouwtsel:
gǝbráǝtsǝl (Q078p Wellen)
|
De hoeveelheid bier die in een keer wordt gebrouwen. Een "brouwsel" is volgens de invuller uit Q 20 dertig hectoliter. [N 35, 57; N 35, 21; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brug (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
brø̜x (Q078p Wellen),
brøͅk (Q078p Wellen),
brøͅx (Q078p Wellen)
|
brug [RND], [ZND 01 (1922)] || Brug over de beek om de sluizen te kunnen bedienen of te herstellen. Zie ook afb. 70. [Vds 58; Jan 56; Coe 36; Grof 68] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
II-3, III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
broad (Q078p Wellen),
brouët (Q078p Wellen)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
man:
1a-m; 22, 29a;
man (Q078p Wellen)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
breutjes (Q078p Wellen),
breutjə (Q078p Wellen)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] || Maagdeken (in de processie). [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
breulof (Q078p Wellen),
broalòf (Q078p Wellen),
bruiloft (Q078p Wellen)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
34138 |
brullen |
brullen:
brylǝ (Q078p Wellen),
brølǝ (Q078p Wellen)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34072 |
brulse koe |
brul:
brøl (Q078p Wellen)
|
Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b]
I-11
|