e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

Gevonden: 4045
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brouwhuis brouwplak: bráwplak (Wellen) De plaats waar de ketels en kuipen staan opgesteld. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwerij''. [N 35, 51; L 22, 27b; monogr.] II-2
brouwmeester brouwmeester: bráwmęjster (Wellen) De leidinggevende persoon die belast is met de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Uit de opgaven blijkt dat in de meeste kleine brouwerijen de brouwmeester alle hierboven genoemde werkzaamheden zelf deed, soms bijgestaan door een of meer helpers. Daarom zijn de antwoorden op de vragen N 35, 58a/b/ c/d in dit lemma samengevoegd. Alleen de brouwerij in L 362 kent voor ieder van de werkzaamheden een specifieke arbeider terwijl men in L 294, P 120 en Q 95 voor het koelen van de wort een aparte koeler in dienst heeft. In L 325 was de brouwersknecht verantwoordelijk voor het klaren en aftrekken. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 35, 58d] II-2
brouwsel gebrouwtsel: gǝbráǝtsǝl (Wellen) De hoeveelheid bier die in een keer wordt gebrouwen. Een "brouwsel" is volgens de invuller uit Q 20 dertig hectoliter. [N 35, 57; N 35, 21; monogr.] II-2
brug brug: brug (Wellen, ... ), brø̜x (Wellen), brøͅk (Wellen), brøͅx (Wellen) brug [RND], [ZND 01 (1922)] || Brug over de beek om de sluizen te kunnen bedienen of te herstellen. Zie ook afb. 70. [Vds 58; Jan 56; Coe 36; Grof 68] || een houten brug [ZND 22 (1936)] II-3, III-3-1
bruid bruid: 1a-m; 22, 29a;  broad (Wellen), brouët (Wellen) bruid [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidegom man: 1a-m; 22, 29a;  man (Wellen) bruidegom [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: breutjes (Wellen), breutjə (Wellen) Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] || Maagdeken (in de processie). [ZND 01 (1922)] III-3-3
bruiloft bruiloft: 1a-m; 22, 29b;  breulof (Wellen), broalòf (Wellen), bruiloft (Wellen) bruiloft [ZND 01 (1922)] III-2-2
brullen brullen: brylǝ (Wellen), brølǝ (Wellen) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Wellen) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11