e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

Gevonden: 4045
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dogkar dogkar: doq˱kar (Wellen) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dokter dokter: doktóor (Wellen), dəktoyr (Wellen) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren meesteren: mistere (Wellen) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
dolle kervel wilde kelver: welǝ kęlǝvǝr (Wellen), wiele këlver (Wellen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dompelen duwen: èn t wetter douë (Wellen), ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.  douë (Wellen, ... ), in het water steken: èn t wetter stèke (Wellen), ps. letterlijk overgenomen.  in ⁄t wetter ste‧ke (Wellen, ... ), onder het water steken: onder t wetter steëke (Wellen), onder ⁄t wetter steëke (Wellen, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [ZND 01 (1922)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: doenderbeeskes (Wellen) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: dondere (Wellen, ... ), donnere (Wellen, ... ), doͅndərə (Wellen, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk dondertorens: doͅndərtoəns (Wellen), donderwolk: doenderwolk (Wellen), donderwolk (Wellen), donnerwolk (Wellen), onweerswolken: oͅnweͅjərswoͅlkə (Wellen), zwarte wolk: zwatte wolk (Wellen) donderwolk [ZND 33 (1940)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: donder (Wellen, ... ), donner (Wellen, ... ), doͅndər (Wellen, ... ), də doͅndər (Wellen) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker bier dunkel bier: duŋkǝl biǝr (Wellen) Bier dat gebrouwen is uit donkere mout. Volgens de invuller uit Q 99 had dit bier een alcoholpercentage van 3,5 procent. [N 35, 96; monogr.] II-2