33167 |
doorschieter |
doorschieter:
dōǝršītǝr (Q078p Wellen)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
30461 |
doorslag, drevel |
doorslag:
dowǝrslǭx (Q078p Wellen)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.]
II-9
|
20848 |
dopen |
dopen:
deupe (Q078p Wellen),
döypə (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
è keind deupe (Q078p Wellen)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
kikkererwten:
kieͅ.kərēͅ.tə (Q078p Wellen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21311 |
dorp |
dorp:
de boe-ëre hane vêf osse en nege kui en twelf schoop vor ⁄t dèurp gebrouch, dè woone ze verkoupe (Q078p Wellen),
deurp (Q078p Wellen)
|
De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
zul:
zø̄l (Q078p Wellen)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21764 |
dorpsgenoot: specifiek |
mensen van wellen:
minse van Welle (Q078p Wellen)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
deurp (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
dorpsplein:
deurpsplien (Q078p Wellen)
|
Hoe heet bij u het centrum van het dorp? (het dorp, de plaats, enz.) [ZND 48 (1954)]
III-3-1
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
ǭǝnlęgǝ (Q078p Wellen)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
aanleg:
ǭǝnlɛx (Q078p Wellen),
schoven:
sxø̄f (Q078p Wellen),
worp:
wø̄rp (Q078p Wellen)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|