33566 |
perzik |
pierk:
pierk (L215a Wellerlooi)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
18281 |
pet: algemeen |
kips:
gewone vorm met klep muts;pats(bedoeld is dan de zg alpinomuts) WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.
kieps (L215a Wellerlooi),
WNT: kips (I), (vrouwen)hoed, of (mans- of jongens)pet.
kieps (L215a Wellerlooi)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
bonen vamen:
boone vême (L215a Wellerlooi, ...
L215a Wellerlooi)
|
boonen afhalen [SGV (1914)]
III-2-3
|
17991 |
pijn |
pijn:
pin (L215a Wellerlooi)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
houw:
hǫu̯ (L215a Wellerlooi)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
24225 |
pimpelmees |
blauwmannetje:
?
blauwmenneke (L215a Wellerlooi)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
pēŋkstǝrblum (L215a Wellerlooi),
-
peenksterbloem (L215a Wellerlooi)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
Pinkstere (L215a Wellerlooi)
|
Pinksteren [SGV (1914)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
pioen:
-
pioene (L215a Wellerlooi),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (L215a Wellerlooi)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
koren:
koan (L215a Wellerlooi)
|
kern [SGV (1914)]
I-7
|