e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenstebuiten krang: krang (Wellerlooi) krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3
blad (alg.) blad: blad (Wellerlooi) blad [SGV (1914)] III-4-3
blad, bladeren van een plant blad: blat (Wellerlooi), blader: blār (Wellerlooi) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladhoning luishoning: lȳshuneŋ (Wellerlooi) Het zoete, kleverige vocht op takken en bladeren, afkomstig van bepaalde luizen, dat de bijen soms naar hun korven of kasten brengen. Bladhoning is vaak zeer donker van kleur. In drachtpauzes kan bladhoning de bijen soelaas bieden. [N 63, 113; N 63, 112b; monogr.] II-6
bladkool, snijkool bladkool: bladkool (Wellerlooi) bladkool [N 12A (1965)] I-7
blaffen blaffen: blaffe (Wellerlooi) blaffen [SGV (1914)] III-2-1
blanke raat maagdenraat: (mv)  māgǝnroętǝ (Wellerlooi) De in mei gemaakte blanke of maagdelijke raat of raten die nog niet voor broeden hebben gediend. De raat is nog wit van kleur. [N 63, 13f] II-6
blauwe bosbes walbeer: walbäre (Wellerlooi) boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Wellerlooi) reiger [SGV (1914)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: brômvlieg (Wellerlooi) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2