18225 |
binnenstebuiten |
krang:
krang (L215a Wellerlooi)
|
krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)]
III-1-3
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blad (L215a Wellerlooi)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (L215a Wellerlooi),
blader:
blār (L215a Wellerlooi)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
28649 |
bladhoning |
luishoning:
lȳshuneŋ (L215a Wellerlooi)
|
Het zoete, kleverige vocht op takken en bladeren, afkomstig van bepaalde luizen, dat de bijen soms naar hun korven of kasten brengen. Bladhoning is vaak zeer donker van kleur. In drachtpauzes kan bladhoning de bijen soelaas bieden. [N 63, 113; N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
33504 |
bladkool, snijkool |
bladkool:
bladkool (L215a Wellerlooi)
|
bladkool [N 12A (1965)]
I-7
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffe (L215a Wellerlooi)
|
blaffen [SGV (1914)]
III-2-1
|
28455 |
blanke raat |
maagdenraat:
(mv)
māgǝnroętǝ (L215a Wellerlooi)
|
De in mei gemaakte blanke of maagdelijke raat of raten die nog niet voor broeden hebben gediend. De raat is nog wit van kleur. [N 63, 13f]
II-6
|
24473 |
blauwe bosbes |
walbeer:
walbäre (L215a Wellerlooi)
|
boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reiger (L215a Wellerlooi)
|
reiger [SGV (1914)]
III-4-1
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
bromvlieg:
brômvlieg (L215a Wellerlooi)
|
bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|