30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pymstēn (L215a Wellerlooi)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
25014 |
punt, stip |
punt:
peunt (L215a Wellerlooi, ...
L215a Wellerlooi)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
33623 |
putzwengel |
wip:
wep (L215a Wellerlooi)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
19079 |
raad |
raad:
road (L215a Wellerlooi)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
27904 |
raam |
raam:
rãm (L215a Wellerlooi
[(+)]
),
venster:
vē̜ ̝nstǝr (L215a Wellerlooi)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (L215a Wellerlooi),
vreemd:
vremp (L215a Wellerlooi),
vremt (L215a Wellerlooi),
vrèmd (L215a Wellerlooi)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
baazele (L215a Wellerlooi)
|
revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
roęt (L215a Wellerlooi),
roǝt (L215a Wellerlooi)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
28653 |
raathoning, tafelhoning |
tafelhoning:
tǫfǝlhuneŋ (L215a Wellerlooi)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
roijew (L215a Wellerlooi)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|