30336 |
vensterblinden |
blinden:
blindǝ (L215a Wellerlooi),
vensters:
vē̜nstǝrs (L215a Wellerlooi)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
luiken:
lūkǝ (L215a Wellerlooi),
vensters:
vē̜nstǝrs (L215a Wellerlooi)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
18940 |
verbruien |
verbruien:
verbrŭŭje (L215a Wellerlooi)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdacht (L215a Wellerlooi)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leejd (L215a Wellerlooi),
verdriet:
verdriet (L215a Wellerlooi)
|
leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
28622 |
verenigen van zwermen |
bijslaan:
bejslǭn (L215a Wellerlooi),
overbrengen:
overbrengen (L215a Wellerlooi)
|
Wanneer een afgezwermd of afgejaagd volk of een opzetter in de winter te zwak is geworden, wordt dit volk of die opzetter verenigd met andere volken. Ook moet men vaak volken verenigen, wil men op het einde van het bijenjaar zoveel mogelijk nieuwe volken hebben. Bij het verenigen van twee volken moeten zij dezelfde geur krijgen om afstoting en gevechten te vermijden. Hiervoor kan de imker gebruik maken van verschillende technieken. Hij kan de bijen besproeien of besprenkelen met een geurafscheidende vloeistof of met suikerwater, of de bijen beroken. Het urineren in kasten of korven om eenzelfde geur te krijgen is een verouderde methode. De informant van L 271 zegt dat oude imkers vroeger een voor- en nazwerm in een lege korf deden. Dan ging er een doek over. Vervolgens werd de korf beplast, waarna hij geschud werd. Ook Eeckhout (pag. 191) vermeldt dit gebruik voor één plaats (Geraardsbergen), maar zegt dat deze methode zo goed als uitgestorven is. [N 63, 95a, N 63, 95b; N 63, 95c; N 63, 97; monogr.]
II-6
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L215a Wellerlooi)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergŏĕije (L215a Wellerlooi)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardag (L215a Wellerlooi)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vreije (L215a Wellerlooi)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|