19179 |
verstandig |
verstandig:
verstendig (L215a Wellerlooi)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
ooəgtānd (L215a Wellerlooi)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29112 |
verstellen |
stukken:
støkǝ (L215a Wellerlooi)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
28430 |
verstevigingsspijlen |
spijlen:
spilǝ (L215a Wellerlooi)
|
Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14]
II-6
|
22349 |
verstoppertje spelen |
verstoppertje spelen:
verstöpperke speule (L215a Wellerlooi)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstøkke (L215a Wellerlooi),
verstøkt (L215a Wellerlooi)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
28666 |
versuikeren |
verkristalliseren:
vǝrkrestalizērǝ (L215a Wellerlooi)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlīgǝ (L215a Wellerlooi)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
28650 |
verzegelde honing |
korfhoning:
kø̜rfhuneŋ (L215a Wellerlooi)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
28479 |
verzegelen |
verzegelen:
vǝrzēgǝlǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|