e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstandig verstandig: verstendig (Wellerlooi) verstandig [SGV (1914)] III-1-4
verstandskies oogtand: ooəgtānd (Wellerlooi) verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)] III-1-1
verstellen stukken: støkǝ (Wellerlooi) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
verstevigingsspijlen spijlen: spilǝ (Wellerlooi) Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14] II-6
verstoppertje spelen verstoppertje spelen: verstöpperke speule (Wellerlooi) schuilevinkje spelen [SGV (1914)] III-3-2
verstuiken verstuiken: verstøkke (Wellerlooi), verstøkt (Wellerlooi) verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
versuikeren verkristalliseren: vǝrkrestalizērǝ (Wellerlooi) Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.] II-6
vervliegen vervliegen: vǝrvlīgǝ (Wellerlooi) In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b] II-6
verzegelde honing korfhoning: kø̜rfhuneŋ (Wellerlooi) Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.] II-6
verzegelen verzegelen: vǝrzēgǝlǝ (Wellerlooi) Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71] II-6