e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wintervoerbak voerpot: vurpot (Wellerlooi) Bak, bord of klomp waarin het voedsel wordt toegediend. [N 63, 109b; monogr.] II-6
wintervoor wintervoor: wēntǝr[voor] (Wellerlooi) Met de wintervoor bedoelt men de voren die in het najaar zodanig geploegd worden, dat de akker in de winter goed kan uitvriezen. Dat kunnen brede en ondiepe voren zijn, die de voorlopig onder te ploegen mest bedekken, maar ook de walletjes die ontstaan wanneer men telkens twee voren tegen elkaar ploegt. Met de in dit lemma vermelde termen wordt niet alleen het voortype bedoeld maar ook - wat vooral voor de meervoudsvormen geldt - het geheel van voren die men met het oog op de winter geploegd heeft, de op wintervoren geploegde akker zelf. Voor het (...)-gedeelte van de varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 59a; N 11A, 113d + 137 m; monogr.] I-1
winterwortelen wortelen: wortǝlǝ (Wellerlooi) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
witte kool witte kappes: witte kappes (Wellerlooi) witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7
witte kwikstaart graskat: graskat (Wellerlooi), kwikstaart: kwikstart (Wellerlooi) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
witte waterlelie waterlelie: -  waterlillie (Wellerlooi) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
wittebrood weg: wèg (Wellerlooi) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woensdagx goensdag: Goensdag (Wellerlooi) Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
wonder wonder: wŏŏnder (Wellerlooi) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonen huizen: huuze (Wellerlooi), wonen: woowene (Wellerlooi) huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1