28550 |
darren doden |
afslachten:
afslaxtǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het doden van de darren door de werksters op het einde van de zomer, als het bijenjaar ten einde loopt. De dar heeft dan geen bestaansrecht meer binnen het volk en wordt door de werkbij onherroepelijk naar buiten gewerkt. De darren krijgen minder voedsel, verzwakken en sterven buiten de korf of kast van uitputting en kou. Onwillige darren worden met de angel gestoken en sterven daardoor. Het verschijnsel van de darrenmoord komt ieder jaar terug. Het is een normale gang van zaken. Wanneer de bijen dit op een ander moment in het jaar doen, is het een teken van armoede aan voedsel. [N 63, 52]
II-6
|
28492 |
darrenbol |
darrentop:
darǝntop (L215a Wellerlooi)
|
Groep darren die de koningin op de bruidsvlucht achtervolgt. Eén daarvan zal de koningin bevruchten. [N 63, 59]
II-6
|
28485 |
darrenbroed |
grof broed:
grof brut (L215a Wellerlooi)
|
Het broed in de grootste cellen, waaruit de darren ontstaan. [N 63, 24b; N 63, 20a; N 63, 24a]
II-6
|
28599 |
darrenbroed onthoofden |
koppensnellen:
kopǝnsnɛlǝ (L215a Wellerlooi)
|
Wanneer de voorzwerm eraf is, kan de imker er toe overgaan het darrenbroed te onthoofden. Hiermee beteugelt hij de darrenaanzet en verhindert eventueel het zwermen. Met een scherp mes wordt het darrenbroed in de raat onthoofd, zodat het sterft. Het wordt dan uit de korf of kast verwijderd. [N 63, 79]
II-6
|
18250 |
das, sjaal |
das:
das (L215a Wellerlooi)
|
das (doek) [SGV (1914)]
III-1-3
|
21416 |
de hort op? |
aan de boemel:
an den bommel (L215a Wellerlooi),
op de jak:
op de jak (L215a Wellerlooi),
op schop:
op schuup (L215a Wellerlooi),
uithuizig (bn.):
uuthuuzig (L215a Wellerlooi)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
28624 |
de koningin knippen |
de moer afvleugelen:
dǝ mūr afvlø̄gǝlǝ (L215a Wellerlooi)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
28630 |
de koningin merken |
merken:
mɛrkǝ (L215a Wellerlooi)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|
28612 |
de moederkorf afkloppen |
trommelen:
tromǝlǝ (L215a Wellerlooi)
|
Bij het jagen de onderste korf of moederkorf met beide handen gedurende ongeveer een kwartier van onderen naar boven bekloppen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 88a; monogr.]
II-6
|
28603 |
de raat uitbreken |
(de) korf uitbreken:
dǝ kø̜rf ytbrę̄kǝ (L215a Wellerlooi)
|
Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a]
II-6
|