34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ytmēstǝ (L215a Wellerlooi)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwselen:
de wèsch blousele (L215a Wellerlooi)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (L215a Wellerlooi)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
invochten:
o lang
ienvochten (L215a Wellerlooi)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
spŭŭlle (L215a Wellerlooi)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
32702 |
de wintervoor ploegen |
wintervoren:
wēntǝrvūǝrǝ (L215a Wellerlooi)
|
Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.]
I-1
|
28616 |
de zwerm terugslaan |
terugjagen:
tǝrøxjāgǝ (L215a Wellerlooi)
|
Een zwerm weer terugzetten in de oude korf, wanneer men de koningin gedood heeft. [N 63, 93a]
II-6
|
20808 |
deeg |
deeg:
deejeg (L215a Wellerlooi)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜jǝ (L215a Wellerlooi)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
18910 |
degelijk |
grondig:
grŭndig (L215a Wellerlooi)
|
grondig [SGV (1914)]
III-1-4
|