e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eed eed: eejd (Wellerlooi) eed [SGV (1914)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: êkhönneke (Wellerlooi), eekkatsje: eikketske (Wellerlooi) eekhoorn || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eelt, eeltknobbel zwel: zweel (Wellerlooi) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat beenwrat: beenwrat (Wellerlooi) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een baard maken het weer hebben: ǝt węr hębǝ (Wellerlooi), zwermen: zwērmǝ (Wellerlooi) Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a] II-6
een boterham smeren een boterham smeren: əm bo̝tram sme̝ͅərə (Wellerlooi) smeren [RND] III-2-3
een huis huren huren: hy(3)̄rə (Wellerlooi) huren [SGV (1914)] III-2-1
een koningin opzetten invoeren: invoeren (Wellerlooi) Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.] II-6
een sloot uitdiepen uitscheppen: ytsxø̜pǝ (Wellerlooi), vegen: vē̜gǝ (Wellerlooi) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een verkoudheid hebben het te pakken hebben: ik heb ut zwaor te pakke (Wellerlooi), het zwaar te pakken hebben: ik heb ut zwaor te pakke (Wellerlooi) Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2