34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
kween:
kwē̜n (L215a Wellerlooi)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gespel:
schoen met enne gaaspel (L215a Wellerlooi)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemartel (L215a Wellerlooi, ...
L215a Wellerlooi)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətròwdə vròw (L215a Wellerlooi)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuuge (L215a Wellerlooi)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
gevangenis:
gevengenis (L215a Wellerlooi)
|
gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (L215a Wellerlooi)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevulig (L215a Wellerlooi)
|
gevoelig [SGV (1914)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L215a Wellerlooi)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewerfsel:
gǝwø̜rǝfsǝl (L215a Wellerlooi)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|