18004 |
koorts |
koorts:
korts (L215a Wellerlooi, ...
L215a Wellerlooi)
|
koorts [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
21411 |
kopen |
kopen:
koowpe (L215a Wellerlooi)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
koper poetsen:
kuəpər putsə (L215a Wellerlooi)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19582 |
kopje |
kopje:
køͅpkə (L215a Wellerlooi)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppig (L215a Wellerlooi)
|
koppig [SGV (1914)]
III-1-4
|
28458 |
kopraat |
aanzet voor nieuw:
ānzɛt vør nęj (L215a Wellerlooi)
|
De kleine stukjes raat die men laat staan als men bij de honingoogst de raten uitbreekt. Hieraan moeten de bijen weer opnieuw gaan uitbouwen. [N 63, 14b; Ge 37,55]
II-6
|
28429 |
kopspijlen |
aanvangspijlen:
ānvaŋspilǝ (L215a Wellerlooi)
|
Van onderen spits bijgesneden spijlen. Door de kop van de korf worden op raatafstand een aantal van deze houten spijlen gestoken. Die spijlen worden van onderen spits bijgesneden omdat de bijen bij voorkeur hun ratenbouw aan een scherpe rand schijnen te beginnen. Wanneer de korfboer er dan nog met was een paar stukjes kunstraat of samengeknepen verse darrenraat aan vastlijmt, zijn de bijen meestal wel genegen althans hun eerste raten netjes in de kop in koude bouw te beginnen (De Roever, pag. 150). [N 63, 6a]
II-6
|
28536 |
korfjes |
haak:
hǫǝk (L215a Wellerlooi)
|
Inrichting aan achterste paar poten van de werkbij waarin zij het stuifmeel verzamelt. Deze holtes of korfjes zijn met stijve haren omgeven. Ze ontbreken bij koningin en dar. [N 63, 44b; N 63, 44a]
II-6
|
28428 |
korfkrammen |
hoogselkrammen:
hø̜xsǝlkramǝ (L215a Wellerlooi)
|
IJzeren krammen. Met een paar van deze krammen of haken wordt het hoogsel of het onderzetstuk stevig aan de korf bevestigd. [N 63, 5d]
II-6
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
kornoelje:
krnoelje (L215a Wellerlooi)
|
kornoelje [SGV (1914)]
III-4-3
|