19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw gestuurd:
het einde van het woord (d?) is niet te lezen
gaauw gesteurd (L215a Wellerlooi)
|
lichtgeraakt [SGV (1914)]
III-1-4
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
liedje (L215a Wellerlooi),
liʔə (L215a Wellerlooi)
|
lied [SGV (1914)] || liedje [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
liedjes (L215a Wellerlooi)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
liefde:
lĭĕfde (L215a Wellerlooi)
|
liefde [SGV (1914)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
lief houden:
liefhalde (L215a Wellerlooi)
|
liefkozen [SGV (1914)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
līēge (L215a Wellerlooi)
|
liegen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
liĕs (L215a Wellerlooi)
|
lies [SGV (1914)]
III-1-1
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L215a Wellerlooi)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
naaste buren
liekbij-jers (L215a Wellerlooi)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20186 |
lijkstro |
rouwstrooi:
rowstrui (L215a Wellerlooi)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|