e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113a plaats=Welten

Overzicht

Gevonden: 882
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karwip wip: wip (Welten) Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.] II-11
kattegat kattelok: katǝlǭ ̝ak (Welten) Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6
kauw dooltje: dölke (Welten) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] III-4-1
keel, strot strot: štròàt (Welten) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] III-1-1
kern moer: mur (Welten) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11
kies baktand: bàktànk (Welten) kies [DC 01 (1931)] III-1-1
kin kin: kin (Welten) kin [DC 01 (1931)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kink (Welten, ... ) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kinnebak kinnebak: kìnnəbàk (Welten) kinnebak [DC 01 (1931)] III-1-1
kippen hennen: henǝ (Welten) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12