e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Welten

Overzicht

Gevonden: 882
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleindochter kleindochter: klengdochter (Welten) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine boerderij hofje: hø̜fkǝ (Welten) Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
kleingeld kleingeld: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  klee geld (Welten) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
kleinkinderen kleinkinder: enkelvoud is niet in gebruik  klenkinger (Welten) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: klengzoon (Welten) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
kloeken kloeken: klukǝ (Welten) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
kneu vlasvink: vlasvink (Welten) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
knie knie: knìj (Welten) knie [DC 01 (1931)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knējbaŋk (Welten) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knoflook knoflook: knoeflook (Welten) [DC 13 (1945)] I-7