20581 |
ontbijt |
sop:
sop (Q113a Welten)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: ontbijt [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mau̯s kōu̯ (Q113a Welten)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelschuil:
hommelssjoal (Q113a Welten)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17592 |
oog |
oog:
óooch (Q113a Welten)
|
oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20356 |
oom |
nonk:
neen
nonk (Q113a Welten)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oeàr (Q113a Welten)
|
oor [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oeàrlel (Q113a Welten)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21692 |
op de markt verkopen |
op de markt verkopen:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
oppene maat verkope (Q113a Welten)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33218 |
op een hoop gooien |
op een hoop schudden:
ǫp (ęi̯)nǝ hǫu̯p šø̜dǝ (Q113a Welten)
|
Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.]
I-5
|
32920 |
op rijen zetten |
kemmen:
kɛmǝ (Q113a Welten)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|