e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wessem

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strijkbord, riester riester: rēstǝr (Wessem) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
stro struu: stryǝ (Wessem), štryǝ (Wessem) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83], [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 86] I-4
stroef sleeuw: slieë (Wessem) stroef [DC 26 (1954)] III-2-3
stronk, boomstronk stronk: stroŋk (Wessem) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
strooien strooien: štrø̜i̯ǝ (Wessem) Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s] I-11
strooisel strooisel: strø̜i̯sǝl (Wessem) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] I-11
suikerklontje klontje: kluntje (Wessem) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakspruim pruimpje: pruumke (Wessem), rolletje: rôlke (Wessem) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tak (alg.) tak: tek (Wessem) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] III-4-3
tandpijn tandpijn: taŋtpien (Wessem) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2