e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wessem

Overzicht

Gevonden: 834
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ui, ajuin ooj: oje (Wessem) I-7
uier uier: yi̯ǝr (Wessem) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren uieren: ȳi̯ǝrǝ (Wessem, ... ) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kǝrtēr (Wessem) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil bosuil: bosjuul (Wessem) bosuil III-4-1
uitgegraven dennenwortel boks: boks (Wessem) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitsliepen sliepuit doen: slie‧p oe‧t doo‧n (Wessem) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pē̜rskøtǝlǝ (Wessem) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koestront: kūstronjtj (Wessem) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
vaars vaars: vɛs (Wessem) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11