20553 |
boterkussentje |
boterbabbeltje:
bôterbabbeltje (L375p Wessem)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19517 |
botervlootje |
botervloot:
bottərvloat (L375p Wessem)
|
botervlootje [DC 23 (1953)]
III-2-1
|
33644 |
bouwland |
land:
lanjtj (L375p Wessem),
veld:
fɛ̄ltj (L375p Wessem)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
26306 |
bovenbonkelaar |
bonkelaar:
bonkelaar (L375p Wessem)
|
De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.]
II-3
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
braotwoost (L375p Wessem)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (L375p Wessem)
|
braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|
24501 |
braambes |
bramerten:
braomert (L375p Wessem),
brōͅmərtə (L375p Wessem)
|
braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
bramerten:
brōmǝrtǝ (L375p Wessem)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24474 |
braamstruik |
bramerstenstruik:
braomerstestroek (L375p Wessem)
|
braam (struik) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
20562 |
brandewijn |
brandewijn:
brandewien (L375p Wessem)
|
brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|