21254 |
varen |
varen:
varen (L354p Wijchmaal, ...
L354p Wijchmaal)
|
varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vɛ.rǝkǝ (L354p Wijchmaal),
vɛrkǝn (L354p Wijchmaal)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lyǝpǝr (L354p Wijchmaal)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetten:
vetten (L354p Wijchmaal)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (L354p Wijchmaal)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅltə veͅt (L354p Wijchmaal),
vet:
vèt (L354p Wijchmaal)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kø̄.tǝlǝ (L354p Wijchmaal),
schaapskeutelen:
sxǫpskø̄tǝlǝn (L354p Wijchmaal),
stront:
stro.nt (L354p Wijchmaal)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
22648 |
vastenavond |
vastenavond:
vastenaovend (L354p Wijchmaal)
|
t Is Vastenavond. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
26650 |
vat |
vat:
vǭ ̞.ǝt (L354p Wijchmaal
[(10 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vāǝt (L354p Wijchmaal)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|