e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijchmaal

Overzicht

Gevonden: 1314
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de grond vasttreden, aanstampen aantreden: ǫǝn[treden] (Wijchmaal) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de hort op op rabot (<fr.): op rabot (Wijchmaal) Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)] III-3-1
de merrie dekken dekken: dękǝ (Wijchmaal) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de stal uitmesten afdoen: ā.f˱dun (Wijchmaal), afvaren: ā.fā.rǝ (Wijchmaal), droogleggen: dryxlɛgǝn (Wijchmaal) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de was blauwen blauwselen: blø͂ͅtsələ (Wijchmaal) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was bleken bleken: blèken (Wijchmaal) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was stijfselen stijven: steͅi̯vən (Wijchmaal) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: dręi̯.vǝ (Wijchmaal) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: diēͅg (Wijchmaal) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
dekken dekken: dękǝ (Wijchmaal), springen: spreŋǝ (Wijchmaal), sprɛŋǝn (Wijchmaal) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12