19704 |
deksel |
deksel:
dèksel (L354p Wijchmaal),
dèksəl (L354p Wijchmaal),
scheel:
scheèl (L354p Wijchmaal),
sXeèl (L354p Wijchmaal)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
scheel:
sx˙ē̜l (L354p Wijchmaal)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|
33992 |
dekzeil |
bâche:
bas (L354p Wijchmaal)
|
Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b]
I-10
|
19048 |
denken |
denken:
ich dink, we dinken (L354p Wijchmaal)
|
ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
24476 |
dennenappel |
dennenknop:
verzamelfiches; ook ZND01, u 31
dennenknop (L354p Wijchmaal)
|
dennenappel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
28511 |
derdeling |
derling:
dɛ̄rleŋ (L354p Wijchmaal)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
klein schuurdeurtje:
kl‚ē sxȳrdø̄.rkǝ (L354p Wijchmaal)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
32690 |
diep |
diep:
dip (L354p Wijchmaal)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
biēͅ.st (L354p Wijchmaal)
|
beest [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
18266 |
dikke, warme mantel |
dikke mantel:
nən dekken mantəl (L354p Wijchmaal, ...
L354p Wijchmaal)
|
een dikke mantel [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|