33231 |
rode biet |
karoot:
kǝrūǝt (L354p Wijchmaal)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
rooie kuel (L354p Wijchmaal)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Lk 05 (1953)]
I-7
|
22755 |
roep bij verstoppertje spelen |
heila, piep:
heila piep (L354p Wijchmaal)
|
Wat roepen de kinderen als ze verborgen zijn? [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tjiep, tjiep, tjiep:
tjīp, tjip, tjip (L354p Wijchmaal)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
25088 |
roest |
roest:
roest (L354p Wijchmaal)
|
roest [ZND 06 (1924)]
III-4-4
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (L354p Wijchmaal),
rog(ge):
rǫgǝ (L354p Wijchmaal)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
paardenbrood:
peerdbroēd (L354p Wijchmaal)
|
zwart brood [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (L354p Wijchmaal),
schors:
cfr. WNT: schors (II), van schorsen: Schort. Verouderd.
schors (L354p Wijchmaal)
|
rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (L354p Wijchmaal)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
32801 |
rondeggen |
rond[eggen]:
rǫ.nt˱[eggen] (L354p Wijchmaal)
|
Manier van eggen, waarbij de akker vanuit het midden of vanaf de kanten bewerkt wordt in ronden die steeds groter resp. kleiner worden. Zie verder de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 177a]
I-2
|