24524 |
rozenbottel |
papenkeutel:
papekeutels (L354p Wijchmaal)
|
rozebottel [ZND 02 (1923)]
III-4-3
|
17767 |
rug |
rug:
rug (L354p Wijchmaal),
røx (L354p Wijchmaal)
|
rug [ZND 06 (1924)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røx (L354p Wijchmaal)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33974 |
rugriem |
bovenlicht:
bovenlicht (L354p Wijchmaal)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜i̯n (L354p Wijchmaal)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
tussen de o en de kk staat bovenaan een kleine u
kokken aos (L354p Wijchmaal)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
rund:
rønt (L354p Wijchmaal),
vee:
vīǝ (L354p Wijchmaal)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hōrsəls (L354p Wijchmaal)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
made:
maai (L354p Wijchmaal)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
vee:
vī (L354p Wijchmaal)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|