e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijchmaal

Overzicht

Gevonden: 1314
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheut scheut: sxø̄.t (Wijchmaal) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schijf braadspek harst: harst (Wijchmaal) schijf braadspek [Goossens 2c (1963)] III-2-3
schijten kakken: kákǝn (Wijchmaal), schijten: sxęi̯.tǝn (Wijchmaal) Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.] I-11
schilderij schilderij: schilderij (Wijchmaal) schilderij [ZND 06 (1924)] III-2-1
schimmel (plantje) schimmel: schummel (Wijchmaal) schimmel [ZND 06 (1924)] III-4-3
schip schip: scheep, twie schepen, klèe scheepken (Wijchmaal) Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] III-3-1
schoen: algemeen schoen: schoen (Wijchmaal) een schoen [ZND 06 (1924)] III-1-3
schoffel schoffel: sxofǝl (Wijchmaal) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: sxofǝlǝ(n) (Wijchmaal) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoftzadel zadel: zā.l (Wijchmaal) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10