34147 |
leiden |
leiden:
lɛi̯ǝ (P118a Wijer)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
33786 |
lendenen en kuil |
miltkuil(en):
melkø̜̄u̯l (P118a Wijer)
|
Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c]
I-9
|
21002 |
leverpastei |
pat:
pəteͅi (P118a Wijer)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
witte pens:
wetə pɛ̄.ns (P118a Wijer)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19085 |
liegen |
liegen:
liege (P118a Wijer)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
liest:
list (P118a Wijer),
lijst:
list (P118a Wijer)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
lievevrouwbeske (P118a Wijer)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (P118a Wijer)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterboom:
lijsterboom (P118a Wijer)
|
lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)]
III-4-3
|
17617 |
lip |
lip:
løp (P118a Wijer)
|
Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9
|