e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q104p plaats=Wijk

Overzicht

Gevonden: 961
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
predikant predikant (<lat.): predikant (Wijk) De predikant, prediker, degene die de preek houdt. [N 96B (1989)] III-3-3
preek sermoen (<fr.): sermoen (Wijk) De predikatie, de preek [preek, prèèk, preëdich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
preekstoel preekstoel: preekstool (Wijk) De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prefatie prefatie (<lat.): prefatie (Wijk) De door de priester gezongen lofprijzing ter inleiding van de Canon, de prefatie. [N 96B (1989)] III-3-3
preken preken: preeke (Wijk) Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
prevelen mompelen: mompele (Wijk) Prevelen. [N 96B (1989)] III-3-3
priesterkoor koor: koer (Wijk) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
proeven proeven: preuve (Wijk) proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1
pronkveer op een hoed veer: véér (Wijk) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
proppenschieter proppenschieter: proppesjeeter (Wijk) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2