23753 |
alziend oog |
oog gods:
oug-gods (Q104p Wijk)
|
Een ingelijste plaat waarop een groot oog in een driehoek is afgebeeld, met daarbij de tekst: God ziet mij. Hier vloekt men niet. (Godsoog, Alziend Oog, Christusoog?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23441 |
ampullen |
ampullen (<lat.):
ampulle (Q104p Wijk)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18371 |
andere damesschoenen |
louis quinze-schoen:
louis keis sjeun (Q104p Wijk)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18260 |
andere nachtkleding: nachtjas |
beddenjak:
bèddejàck (Q104p Wijk)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23355 |
armenbanken |
armenbanken:
erme benk (Q104p Wijk)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19561 |
aszeef |
kolenzeef:
kolenzeef (Q104p Wijk)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23401 |
aureool |
aureool:
aureool (Q104p Wijk)
|
De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23257 |
avondgebed |
avondgebed:
aovendgebed (Q104p Wijk)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aovendeei̯.te (Q104p Wijk)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24445 |
avondspin |
avondspin:
eigen spellingsysteem
aovondsjpin (Q104p Wijk),
geluksspin:
eigen spellingsysteem
geluksjpin (Q104p Wijk),
geluksspinnetje:
eigen spellingsysteem
gelŭksspinneke (Q104p Wijk)
|
spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)]
III-4-2
|