24294 |
restant insecten |
vlooiensteek:
WLD (zoveel mogelijk) meervoud
vluusteek (Q104p Wijk)
|
drek van een vlo [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23676 |
retraitant |
retraitant:
retraitant (Q104p Wijk)
|
Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retrait (Q104p Wijk)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraitehoes (Q104p Wijk)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17655 |
rib |
rib:
rib (Q104p Wijk)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18546 |
rijbroek |
rijbroek:
rejjbrook (Q104p Wijk),
rijbrook (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18358 |
rijglaars |
rijgstevel:
reigstievel (Q104p Wijk)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21435 |
rijk zijn |
duiten hebben:
duiten hubben (Q104p Wijk),
een dikke portemonnee hebben:
unne dikke portemonnee hubben (Q104p Wijk),
in het geld zwemmen:
zwummen in het geld (Q104p Wijk),
knabben hebben:
knabbe hubben (Q104p Wijk),
poen hebben:
poen hubben (Q104p Wijk),
rijk zijn:
riek sien (Q104p Wijk)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21609 |
rijksdaalder |
rijksdaalder:
riksdaalder (Q104p Wijk),
stuk:
u stùk (Q104p Wijk),
twee vijftig:
twie vieftig (Q104p Wijk)
|
rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25187 |
rijp vormen, rijpen |
vreren:
vrèeren (Q104p Wijk)
|
vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|