24371 |
rups |
groene rups:
eigen spellingsysteem
greunröps (Q104p Wijk),
rups:
eigen spellingsysteem
rups (Q104p Wijk),
röps (Q104p Wijk),
WLD (zoveel mogelijk)
rups (Q104p Wijk, ...
Q104p Wijk)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
sabbele (Q104p Wijk)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sacristij (Q104p Wijk)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (Q104p Wijk)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
paterschoen:
paoterssjeun (Q104p Wijk),
sandaal:
sandaal (Q104p Wijk),
sendaal (Q104p Wijk)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19572 |
sauslepel |
sauslepel:
sàsjlepel (Q104p Wijk)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
enne skabbeleer (Q104p Wijk),
sjabbeleer (Q104p Wijk)
|
Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] || Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
23749 |
scapuliermedaille |
scapuliermedaille (<fr.):
sjabbeleermedalje (Q104p Wijk)
|
Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19507 |
schaal |
schaal:
kom in glas
schaol (Q104p Wijk)
|
schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23631 |
schaalcollecte |
openschaalcollecte:
ope sjaol collecte (Q104p Wijk)
|
Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|