33017 |
ingezaaid land |
(wij hebben een) schone zaad gemaakt:
ǝn šūǝn zǭt ˲gǝmak (Q201p Wijlre)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
i griepe (Q201p Wijlre)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
inham (Q201p Wijlre)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25794 |
injecteren |
injecteren:
injecteren (Q201p Wijlre)
|
Gist laten meestromen in de leiding waardoor de wort naar de gistkuip wordt getransporteerd. [monogr.]
II-2
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
inkpot (Q201p Wijlre),
schrijfgetuig:
sjriefgətuug (Q201p Wijlre)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
21650 |
inmijner? (wbd) |
strooien man:
sjtreuje man (Q201p Wijlre)
|
het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22093 |
inrichting waarin de duiven zich kunnen wassen |
bradbak:
bradbak (Q201p Wijlre)
|
een inrichting, meestal op de duivetil, waarin de duiven zich kunnen wassen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vøršpanǝ (Q201p Wijlre)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
21867 |
inzet |
inzetten:
izette (Q201p Wijlre)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (Q201p Wijlre)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|