21146 |
janplezier |
oogstkar:
aogstkar (Q201p Wijlre)
|
een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hè is jörig (Q201p Wijlre),
hè is jùrig (Q201p Wijlre),
jeurig zieen (Q201p Wijlre),
verjaardag hebben:
hè haat vərjaordaag (Q201p Wijlre),
hè haat vərjòrdaa-əg (Q201p Wijlre)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18086 |
jicht |
gicht:
gich (Q201p Wijlre)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (Q201p Wijlre)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
pieper (Q201p Wijlre)
|
een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
stoppeljongen:
sjtoepel jonge (Q201p Wijlre)
|
een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
jong vogeltje:
jonk veugelke (Q201p Wijlre),
vogeltje:
vuegelke (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre),
mv.
vuegelkes (Q201p Wijlre)
|
een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || vogeltje
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
kak jong:
kaak jonk (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bagje:
bɛkskǝ (Q201p Wijlre),
bɛkškǝ (Q201p Wijlre)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
21910 |
jonge duif |
jonge, een ~:
jonge (Q201p Wijlre)
|
een jonge duif jonger dan één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|