24716 |
niet gedijen |
kreupel (omschr.):
kreupel (Q201p Wijlre)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
schuurpoort:
šȳrpǭt (Q201p Wijlre)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
18220 |
niet passen |
niet staan:
néét sjtaon (Q201p Wijlre)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
niet proper:
néét proper (Q201p Wijlre)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
deugeniet:
deugenéét (Q201p Wijlre)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
jong licht:
joonk lig (Q201p Wijlre)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nuits (Q201p Wijlre)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
neusjierig (Q201p Wijlre),
nusjeerig (Q201p Wijlre)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
20401 |
noemen |
zeggen:
zekken (Q201p Wijlre),
zèg-gə (Q201p Wijlre)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
21348 |
nors |
stug:
stug (Q201p Wijlre)
|
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|