24225 |
pimpelmees |
bijenmeesje:
biejemeiske (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
17670 |
pink |
kleine vinger:
klénge vinger (Q201p Wijlre),
pink:
peŋk (Q201p Wijlre)
|
Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-1
|
22365 |
pinkelen |
stekje houwen:
sjtekske houwe (Q201p Wijlre)
|
Het spel waarbij een stokje dat aan beide kanten aangepunt is, met een langere stok omhoog- en weggeslagen wordt [kiskassen, kallen, pinkelen, pinkeren, giezen, klink spelen, -doen, -slagen, hillen, lillen, kisslagen, kissen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24881 |
pinksterbloem |
beddenstro:
-
bèd-də-sjtruuj (Q201p Wijlre),
beddestruu:
bɛdǝštrȳǝ (Q201p Wijlre),
onzelievevrouwebedstro:
-
o.l. vrouwe bedstreu (Q201p Wijlre),
onzelievevrouwebedstruu:
onzelievevrouwebedstruu (Q201p Wijlre)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
halve liter:
have litter (Q201p Wijlre)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20060 |
pioen |
stokroos:
-
sjtok-roe-ə-zə (Q201p Wijlre),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
sjtokroeəs (Q201p Wijlre)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
wild varken:
wilje vreke (Q201p Wijlre),
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wil vèrke (Q201p Wijlre),
zeevarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
zie-ə-vèrkə (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kéèn (Q201p Wijlre)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kɛən (Q201p Wijlre),
pit:
pet (Q201p Wijlre)
|
[RND 08]
I-7
|
24974 |
plaats maken |
plaats maken:
plaatsj make (Q201p Wijlre)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|