33480 |
aalbes, struik |
miemelenstruik:
miemelesjtruek (Q201p Wijlre)
|
bessenstruik
I-7
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoos (Q201p Wijlre)
|
de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18097 |
aambeien |
aambeien:
ambeie (Q201p Wijlre),
bramelen:
broomele (Q201p Wijlre)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18212 |
aan flarden |
<uitdr.> zijn kleren waren maar lommelen:
zing kleier waoren mer lommele (Q201p Wijlre),
aan vetselen:
zien klij-ər wao-rə a vetzə-lə (Q201p Wijlre)
|
Zijn kleren waren aan flarden (door een ongeluk of vechtpartij). [DC 17 (1949)]
III-1-3
|
22158 |
aanbouw van gaas |
spoetnik:
sjpoetnik (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de aanbouw van gaas, geknoopt gaas of traliewerk? (zie tekening 4) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25067 |
aandeel, part |
krentje:
krentje (Q201p Wijlre),
portie:
posji (Q201p Wijlre)
|
het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19268 |
aandringen |
vooropstellen:
veuropsjtelle (Q201p Wijlre)
|
met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21470 |
aangeven, verklikken |
aangeven:
zich agève (Q201p Wijlre),
aanschieten:
a sjiete (Q201p Wijlre)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19975 |
aanhitsen |
kissen:
kiesje (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21847 |
aanhoudend vragen |
bedelen:
bèdele (Q201p Wijlre),
zaniken:
zannikke (Q201p Wijlre)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|