21858 |
snuisterij |
prul:
prul (Q201p Wijlre)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
snoet:
schnoet (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18971 |
sober |
eenvoudig:
eenvoudig (Q201p Wijlre)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19736 |
soda |
soda:
sōdā (Q201p Wijlre),
zōda (Q201p Wijlre)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppe vlesj (Q201p Wijlre)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zuk (Q201p Wijlre),
zök (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo:t (Q201p Wijlre)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (Q201p Wijlre),
voetvolk:
vootvaok (Q201p Wijlre)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
21739 |
soorten soldaten |
cavalerie (fr.):
kavelarie (Q201p Wijlre),
infanterie:
Van Dale: infanterie (<Fr.-It.).
infanterie (Q201p Wijlre)
|
welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34576 |
spaak |
speken:
špęi̯kǝ (Q201p Wijlre)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|