18857 |
troosten; troost |
troosten:
trüste (Q201p Wijlre)
|
het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33595 |
tros vruchten |
troemel:
troemel (Q201p Wijlre)
|
Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)]
I-7
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trouwe (Q201p Wijlre),
va de wet trouwe (Q201p Wijlre)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18083 |
tuberculose |
tering:
téèring (Q201p Wijlre)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
spankoord:
špankõǝt (Q201p Wijlre)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
33506 |
tuinbonen |
boontjesthee:
ontlastiongbevorderend
beuntjes thee (Q201p Wijlre),
snipperbonen:
sjnipperboone (Q201p Wijlre),
wollebonen:
wulleboone (Q201p Wijlre)
|
Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon die in sterke mate de ontlasting bevordert (gatschuiver, blazer). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
24258 |
tuinfluiter |
kelenschijtertje:
kie-lə-sjie-tər-kə (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19738 |
tuingeranium |
geranium:
geranium (Q201p Wijlre)
|
Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kervel (Q201p Wijlre)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
gardenier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
gardənēr (Q201p Wijlre)
|
[RND 08]
I-7
|