22154 |
vleugel |
slag:
sjloag (Q201p Wijlre),
vleugel:
vlügel (Q201p Wijlre),
mv.
vluegele (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre),
vluegels (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre),
vleugeltje:
dim.mv.
vluegelkes (Q201p Wijlre),
mv.
vluegelkes (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de vleugel van een duif? [N 93 (1983)] || vleugel || vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-3-2, III-4-1
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
broezen:
broeze (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22375 |
vlieger |
waaier:
wejer (Q201p Wijlre)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24773 |
vliegezwam |
vergiftigde paddestoel:
vergiftigde paddesjtool (Q201p Wijlre)
|
Vliegenzwam: een giftige paddestoel met een melkblanke steel, een helrode tot oranje hoed met witte schubjes, een kraag om de steel en een gerande knol; insekten sterven als zij erop gaan zitten (vliegendood, vliegenkampernoelie, duivelskers). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmesjien (Q201p Wijlre)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveld (Q201p Wijlre)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
heulenteer:
hueletaere (Q201p Wijlre),
-
huu-ələn-tèrə (Q201p Wijlre),
vlierstruik:
-
vleerstroek (Q201p Wijlre)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] || vlierboom (sambucus nigra)
III-4-3
|
24505 |
vlierbes |
vlier:
-
vleere (Q201p Wijlre),
vlierenkersje:
-
fleer-rə-kie-əsjə (Q201p Wijlre)
|
vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
33598 |
vlies in een vrucht |
keets:
kitsj (Q201p Wijlre)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
24392 |
vlinder |
pepel:
peeəpəl (Q201p Wijlre),
pi.əpəl (Q201p Wijlre),
pie-ə-pəl (Q201p Wijlre),
pieəpel (Q201p Wijlre),
pièpel (Q201p Wijlre),
pīəpəl (Q201p Wijlre)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|