25000 |
cirkel, kring |
kring:
krink (Q201p Wijlre),
ronde:
runde (Q201p Wijlre)
|
de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24453 |
citroenvlinder |
pepel:
piepel (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21957 |
coccidiose |
coccidiose:
koksidioo’s (Q201p Wijlre),
in de schijt:
in du sjieët (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Coccidiose: een ziekte in de darmen, vooral bij jongen, met als symptomen: diarree, grote dorst en steeds dunnere uitwerpselen. Er kunnen blijvende letsels zoals een krom borstbeen van overblijven. Ook volwas [N 93 (1983)] || Kent U hiervoor een oudere volkse benaming? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24406 |
cocon |
pop:
poep (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre,
Q201p Wijlre)
|
cocon [DC 18 (1950)] || Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || pop, coconrups [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
22005 |
constateren |
draaien:
drieëne (Q201p Wijlre)
|
het neerdrukken van een knop of hendel om de tijd op te tekenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21996 |
convoyeur |
convoyeur (fr.):
koeviejeur (Q201p Wijlre)
|
de persoon die de duiven begeleidt naar de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20016 |
crocus (crocus vernus l.) |
krokus:
krokus (Q201p Wijlre)
|
Crocus (crocus vernus). De bloemen zijn paars, geel, wit of gestreept. De bladeren zijn iets korter dan de bloem, donkergroen met een brede witte streep in het midden. Bloemen alleen of bij paren, omgeven door 1 schedeblad, de bloemen en bladeren zijn ing [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24327 |
daas (tabanidae) |
angelbuts:
(bedoeld is waarschijnlijk de door deze vlieg veroorzaakte beet. Zie Valkenburgs Wdb: angelsbout)
angelböts (Q201p Wijlre),
praam:
praam (Q201p Wijlre)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24898 |
dageraad |
krieken:
krieke (Q201p Wijlre)
|
het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24785 |
dagkoekoeksbloem |
koekoeksbloem:
koekoeksbloem (Q201p Wijlre)
|
Dagkoekoeksbloem (meliandrum rubrum 30 tot 90 cm hoge plant. De plant is tweehuizig en dicht behaard; de bladeren zijn eivormig; de bloemen groeien in losse schermen, de kroonbladeren zijn diep ingesneden en rood van kleur, zelden wit; doosvruchten met [N 92 (1982)]
III-4-3
|