20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boͅtəram šmīərə (Q201p Wijlre)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjinke (Q201p Wijlre)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
21988 |
een duif bovenaan de deelnemerslijst zetten |
eerste ingezette:
ieësjte i gezadde (Q201p Wijlre)
|
een duif bovenaan die lijst zetten (om te suggereren dat ze de meeste kans maakt op een goede uitslag)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21995 |
een duif op een kortere afstand laten vliegen |
terugtrekken:
truk trekke (Q201p Wijlre)
|
een duif op een kortere afstand laten vliegen dan voorheen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q201p Wijlre)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
21991 |
een hoog bedrag op één duif zetten |
vol poulen (<fr.):
vol poele (Q201p Wijlre)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: een hoog bedrag op één duif zetten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21911 |
een jong pas uit het ei |
kakjongen:
kakjonge (Q201p Wijlre)
|
een jong pas uit het ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20508 |
een kater hebben |
zich belabberd voelen:
ziech belabberd veule (Q201p Wijlre)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
dragen:
drage (Q201p Wijlre)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
schapje:
sjepke (Q201p Wijlre)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|