33414 |
eendenhok |
eendenstal:
ē̜ ̞ndǝštal (Q201p Wijlre)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
18851 |
eenvoudig |
einfach (du.):
eifag (Q201p Wijlre)
|
zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21517 |
eenzaam |
moederzielig alleen:
moerzelig allèng (Q201p Wijlre)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ierlik (Q201p Wijlre)
|
zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
ierlich (Q201p Wijlre)
|
Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22038 |
eerste ei |
eerste ei:
iesjte eij (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder: het eerste ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28510 |
eerste nazwerm |
tweede zwerm:
tweǝdǝ zwɛrm (Q201p Wijlre)
|
De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
naast:
naodste (Q201p Wijlre)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22065 |
eetbak |
voederbak:
voorbak (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20520 |
eetbare slak |
karakol:
karkol (Q201p Wijlre)
|
slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|