24168 |
heggenmus |
heggenmus:
hekkemusch (Q201p Wijlre),
hèg-gə-mùsj (Q201p Wijlre)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24600 |
heggenrank |
heggenrank:
hekkerank (Q201p Wijlre)
|
Heggerank (bryonia alba 150 tot 350 cm groot. De plant is tweehuizig met een dikke, knolvormige wortelstok, door middel van ranken klimmend; de bladeren zijn ongeveer hartvormig 5-lobbig; de bloemen zijn eenslachtig (de vrouwelijke zijn kleiner dan de m [N 92 (1982)]
III-4-3
|
22506 |
heimelijk tekens geven |
manier van aankaarten:
meneer van akaate (Q201p Wijlre)
|
Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33725 |
hek |
hek:
hęk (Q201p Wijlre)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
vouwere:
vau̯wǝrǝ (Q201p Wijlre)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
18998 |
helpen |
een hand helpen:
⁄n hand helpe (Q201p Wijlre)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
hi.əməl (Q201p Wijlre)
|
hemel [RND]
III-3-3
|
24652 |
hemelsleutel |
sint-janskruid:
St Jans kroet (Q201p Wijlre)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (Q201p Wijlre)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (Q201p Wijlre)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|