19342 |
vrolijk |
monter:
móntər (Q108p Wijnandsrade)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24515 |
vrucht zetten |
aanzetten:
WLD
azettə (Q108p Wijnandsrade)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (Q108p Wijnandsrade)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
nut water:
nöt watər (Q108p Wijnandsrade)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31577 |
vuurkuil |
vuurvorm:
vȳrvǫrǝm (Q108p Wijnandsrade)
|
Een open vuur in de buitenlucht waarin de wielband verhit wordt. Door de hitte van het vuur zet het ijzer uit waardoor de omtrek van de wielband vergroot wordt en de wielband om de velg gelegd kan worden. Diverse smeden merkten opdat zij dit werk in de smidse op het smidsbed verrichtten. Vaak werd daarbij gebruik gemaakt van twee smidsvuren. In Q 111 bestond de vuurkuil uit een cirkelvormig gat dat in de grond was uitgegraven. In de vuurkuil werden tot 6 karhoepels tegelijk op elkaar liggend op een houtvuur verwarmd. Ook de smid uit Q 83 vermeldde het gebruik van hout. Op deze wijze konden gelijktijdig veel wielbanden heet gemaakt worden zonder dat deze verbrandden. In L 424 werden gedroogde zoden van hei en gras gebruikt bij het gloeiend maken van de wielband. Men noemde die schabberten (sabdrtd) In Q 5 werd de hoepel tegelijkertijd door twee vuren geschoven. Het opwarmen van de band ging op deze wijze sneller. Het opgewarmde deel werd, om afkoeling tegen te gaan, vroeger bedekt met turf, later met houtschavelingen. [N 33, 7]
II-11
|
20126 |
waaks |
waaks:
± WLD
waaks (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18860 |
waarderen |
estimeren:
ekstemerə (Q108p Wijnandsrade)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarsjuwə (Q108p Wijnandsrade)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
wakə (Q108p Wijnandsrade)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakkər (Q108p Wijnandsrade)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|